Een videospelleven

Uit

Er was eens een jongetje dat heel veel van videospelletjes hield. Dag in, dag uit sprong hij naar de hoogste platformen, versloeg hij de meest kwade slechteriken en snelde hij al schilden ontwijkend naar de eerste plek. Oh, wat kon hij ervan genieten om in een andere wereld te zijn. Zijn papa en mama wilden echter dat hij ook wel eens naar buiten ging. “Maar mama”, zei het jongetje (dat trouwens Stefan heet) dan. “Kijk eens, hier ben ik altijd in een mysterieus moeras, een gevaarlijk piranhameer of op ruimtemissie naar de maan. Dat telt toch ook?”

Maar op duistere dag (althans voor Stefan, het was eigenlijk best mooi weer) telde dat niet meer. Toen moest hij ineens het echte leven verkennen van zijn papa en mama.

“Saai”, zegt Stefan, terwijl hij in zijn tuin ligt.
Geen monsters om zich heen, geen schatkist om te vinden of wolkenland dat zich onder hem uitstrekte. Enkel het vaste gerommel van buurvrouw in haar boomhut naast hem. En een zon die fel in zijn ogen zat te prikken. Hij vormt een joystick met zijn handen, hopend om de zon de andere kant op te sturen. Maar dat werkte niet. Natuurlijk werkte dat niet, want dit was het echte leven.

Opeens kwam er een bijzondere gedachte in hem op. Maar wat nou als het echte leven ook een videospelletje zou zijn?
“Queeste geaccepteerd!”, zegt hij met fonkelende ogen. Hij rent naar binnen, pakt pen en papier en begint te schrijven. Wie kan hem meer vertellen over hoe je van het echte leven een game kunt maken? Stefan bekokstooft gedreven een lijstje, en gaat op pad.

Zijn eerste bestemming: zijn vaders schuur. Als timmerman is de papa van Stefan veel in zijn eigen werkplaats te vinden. Wie weet dat hij iets in elkaar kon timmeren?
“Nee, sorry zoon”, antwoordt zijn vader. “En moest jij niet van het buitenleven genieten vandaag?
Stefan maakt zich snel uit de voeten. Dat was niet zijn beste idee.

Op naar de volgende op zijn lijstje, zijn vriendje Tom. Tom is super goed in videospellen (al zou Stefan nooit toegeven dat ie beter was dan hem). Hij moet vast een manier hebben gevonden!

“Nee, sorry Stefan”, antwoordt Tom. “En mijn moeder zei dat jij helemaal geen games mocht spelen vandaag, toch?” Stefan steekt zijn tong uit. “Het echte leven telt niet!” Terwijl hij wegloopt, roept Tom hem echter na: “Misschien dat je buurvrouw iets weet?”  

De rommelende buurvrouw! Daar had Stefan nog niet aan gedacht. De buurvrouw van Stefan was uitvindster. Elke dag bedacht ze vernuftige bedenksels in een grote boomhut bij haar achter in de tuin. Wat voor bedenkels dit precies waren, wist Stefan niet zo goed, maar het had vast met videospellen te maken!

Als Stefan de deurbel van buurvrouw indrukt, begint zijn vinger te trillen. Niet verder vertellen hoor, maar stiekem vind hij buurvrouw namelijk een beetje eng. Ze was een kleine, oude vrouw, maar had het grootste bos grijze haar dat je ooit had gezien. Ze was bijna nooit buiten, maar altijd keek altijd of ze een snood plannetje aan het bedenken was. Bijna buitenaards, leek ze.

Maar goed, videogamenood breekt wet, natuurlijk. Na iets wat een eeuwigheid lijkt te duren, gaat de deur met een krakende zwaai open.
“Ja?”
“Ehm”, begint het jongetje hakkelend.
“Mevrouw de buurvrouw. Weet u misschien hoe je het echte leven tot een videospelletje maakt?”
Ademloos kijkt Stefan de vrouw aan. Drie keer is scheepsrecht, toch?
Tot zijn verbazing begon buurvrouw te lachen. Het grote bos haar schaterde gezellig mee.
“Waarom wil je dat weten, Stefan?”
“Van papa en mama mag ik geen spelletjes meer spelen.”
“En wat brengt je hier?”
“Nou, ik wilde de zon bewegen met mijn armen. Maar dat lukte niet, dus ben ik langs allemaal mensen gegaan. En, en Tom zei dat u misschien wel wist hoe dat moest.”
Begonnen er nou kleine lichtjes in buurvrouw haar ogen te schijnen?
“Kom eens mee.”

Schoorvoetend wandelde Stefan achter haar aan. Ze trotseerden de moeilijkst open te krijgen deuren en de meest gevaarlijke gevaren van iets te lang niet gemaaid gras. Na ongeveer dertig seconden stonden ze voor de boomhut. Hij voelde zich nog steeds niet helemaal op zijn gemak.

Maar toen het kleine jongetje door de deuropening stapte, viel pardoes zijn mond open. In de boomhut zweefden talloze modellen van planeten en sterren, met in het midden een gigantisch schaalmodel van ons zonnestelsel. Hij zag de Aarde, die, als je goed keek, Langzaam om de zon draaide. Met daaromheen Mars, Jupiter en zelfs die stoere planeet met die grote ringen. Hoe heette die ook alweer?

“Jij wilt de zon bewegen, zei je?” De uitvindster drukte Stefan een grote joystick in de handen. Het kleine jongetje keek de oude vrouw beduusd aan. “Toe maar”, lachte ze. En Stefan bewoog de stick naar links. Pardoes zweefde de zon dezelfde richting op, net als de Aarde en de andere planeten eromheen. Een tikje naar rechts, en het zonnestelsel zweefde mee. Stefan had nog nooit zoiets bijzonders gezien.

Vanaf dat moment ging hij steevast naar de oude vrouw toe als hij geen videospelletjes mocht spelen van zijn ouders. En elke keer toverde ze een nieuwe speeltje tevoorschijn. Het leven was misschien geen echt videospel, maar het kwam daar aardig in de buurt. Toch vroeg hij zich af: was het nou donkerder dan normaal wanneer hij naar huis ging?