De avonturier

Uit

“Hebbes!” Triomfantelijk haalt de man de vislijn binnen. “Het heeft even geduurd Wodan, maar we kunnen Agnes en Pietje vanavond blij maken met een heerlijke gebakken zalm.” Wodan geeft een goedkeurend blafje. Met een grijns op zijn gezicht trekt de man zijn hengel uit het water en…

“Wat is dit nou weer”, mompelt de man verbaasd. Hij heeft een glazen flesje in zijn armen. “Denk niet dat het zo handig is als we dit in de pan gooien, Wodan”, lacht de man. “Woef!” Hij beweegt zijn arm naar voren, en staat op het punt het flesje weer terug te gooien. Dan valt hem ineens een wit, opgerold stukje papier op.

Hij vouwt het open en begint te lezen.

Aan de avonturier die dit leest,

Schrik niet, maar deze brief is een noodkreet voor hulp.
Ik zit opgesloten. Opgesloten in een andere dimensie.
Opgesloten tussen gigantische, levensgevaarlijke beesten.
Opgesloten op een plek waar ik mijn leven niet veilig ben.

Enkel deze fles kon ik nog teruggooien door het gat. Mijn laatste redmiddel…
Daarom smeek ik u, oh moedige avonturier. Help mij, help mij uit deze gevaarlijke plek.

Ik ben u eeuwig dankbaar!

H.S. Slot

PS: bijgevoegd vind u uw sleutel naar de andere dimensie. Deze werkt beide kanten op.

De man haalt een klein, groezelig sleuteltje uit de onderkant van de fles. Hij kijkt er vragend naar. “Wat denk jij, Wodan? Zou er iemand een grap met ons uithalen?”
“Woef, woef!”
“Dat denk ik ook”, zegt de man lachend. Ik kan me toch niet voorstellen dat als ik hieraan draai dat…

Het gebeurt in een oogwenk van seconden. Al het geluid in de omgeving verstomt. Het beekje stopt met kabbelen, de wind ritselt niet meer aan de bomen, de vogeltjes zijn fluiten niet meer hun lied en zelfs Wodan houdt zijn kaken stevig op elkaar. Het was doodstil. Zo stil was het nog nooit geweest.
“Wat krijgen we –“

Maar voordat de man zijn zin af kan maken, wordt hij opnieuw getroffen door iets onwaarschijnlijks. De hemel, die eerst zo helderblauw was, kleurt ineens naar het donkerste zwart dat je ooit gezien hebt. Niet het zwart dat geprikkeld wordt door sterren, of verbleekt wordt door de wolken… pik, pikzwart. De man ziet geen hand meer voor ogen.

Dan begint er in de stilte, in de duisternis, wat te knetteren. Het geknetter krijgt algauw gezelschap van een lichtflits, die steeds groter en groter wordt. De man doet zijn handen voor zijn ogen. “Kom, Wodan. Kom!”, schreeuwt de visser. Hij neemt zijn hond mee achter de dichtstbijzijnde boom. Maar hij kan nog net zien dat, op de plek waar hij de sleutel omdraaide, de hemel uiteen scheurt. Het gat wordt groter en groter, tot een personenwagen erdoorheen zou kunnen.

. Mét één verschil: er zweeft nu een gat in de lucht.

De visser zit gehurkt achter de boom. Wat was er zojuist gebeurd. Hij kon het nog maar moeilijk bevatten. Toch is het daar – een knetterend gat in de lucht. Dat verdraaide briefje sprak de waarheid. Maar, maar als dat waar zou zijn, dan…

Hij kijkt Wodan aan. “Laten we maar eens bij dat gekke gat kijken, jongen”.
“Woef”, knikt zijn hond terug.

“Wat bijzonder. Uiterst bijzonder. En deze kant precies hetzelfde. Dat dit allemaal kan tegenwoordig.”
De visser loopt onderzoekend om het gat heen. Duidelijk onder de indruk.
“Nee, Wodan. We weten niet wat er dan gebeurd.” Hij trekt de hond snel weg bij het portaal.
Zijn blik blijft hangen. Door het portaal is duidelijk een soort woest, tropisch landschap te zien. Met grootse bloemen en een gigantisch grazend beest. Het beest stond stevig op vier poten en zijn brede lichaam mondde uit in een gingantisch dunne, lange nek. Hij pakte met gemak de grootse bloemen. De visser zijn kennis van uitgestorven dieren was niet zo groot, maar toch wist hij vrij zeker dat hij hier met een dinosaurus te maken had.

De visser pakte het briefje bij. Het leek hem vrij zeker dat dit de locatie was die die persoon beschreef. Maar wat zou hij doen? Zomaar naar binnen gaan? Diep van binnen voelde de visser enige weerstand. Wat als hij nooit meer terug zou komen? Maar aan de andere kant: de zender van dit flesje rekende op hem. Wie kon hem anders redden? De visser richt zich op zijn hond.
“Wodan, wij gaan even een trip…” Zijn woorden worden afgekapt door een oorverdovend gebrul.

Tot zijn schrik ziet hij ineens een gigantisch beest in de verte opdoemen uit het portaal. “Een Rex… Tyrannosaurus Rex”, stamelt de man. “De koning der dino’s.” Met lede ogen ziet hij toe hoe de koning der dino’s langzaam op die grote planteneter afloopt. Hij voelt hoe zijn lichaam meer en meer begint te trillen. Hij denkt aan de woorden op het papiertje, maar ook aan Agnes en Pietje en de belofte van vis op tafel.

De man voelt zijn vastberadenheid wegebben. Hij went zijn hoofd af van het portaal. “Sorry, avonturier. Dit is voor mij wel genoeg spektakel voor één dag. Hopelijk is er ooit iemand die je eruit kan redden.” De visser stopt het papiertje en de sleutel weer terug in de fles, doet de kurk erop en gooit ‘m weg, terug in het water. Hij heeft zijn besluit gemaakt.

De visser pakt zijn hengel, en beent weg. Hij kijkt op zijn horloge en begint te glimlachen. “Moeten we nog even een visplekje op zoeken, Wodan? We hebben vrouwlief en zoonlief ten slotte een overheerlijk zalmpje beloofd.” De hond blaft enthousiast, en kwispelt achter hem aan.

Achter hem krimpt het portaal. De hemel kleurt blauwer en blauwer, en langzaam beginnen de vogeltjes weer te fluiten. Hoe verder de man erbij weg stapt, hoe kleiner het wordt. Tot er uiteindelijk niets meer van over is.