
De historische herkomst van geschiedenis
Geschiedenis is de wetenschap die het verleden beschrijft. Het woord dat verwijst naar hetgeen wat al gebeurd is. Maar waar komt het woord geschiedenis zelf vandaan? In dit artikel neem ik je mee naar de herkomst van geschiedenis in de Nederlandse taal, waar het op gebaseerd is én het bijzondere verschil is met het woord historie!
Geschiedenis(se) in de Nederlandse taal
Toen geschiedenis pak ‘m beet honderd jaar later zijn gezicht liet zien in de Nederlandse taal, stond het voor een verzameling aan gebeurtenissen, beschrijvingen of lotgevallen. “Dat hijs in effenige wilde gaen na alle gescienesse (dat hij tot een vergelijk wilde komen na alles wat er gebeurd was)”, zei men volgens het Etymologisch Woordenboek rond 1350. De spelling is hiermee direct afgeleid van geschien.
Vanaf het jaar 1500 ging het meer en meer synoniem staan voor hetgeen dat in het verleden gebeurd is. Onder de benaming geschiedenissen publiceerde men er rond die tijd ook voor het eerst boeken en verhalen over. In 1481 verscheen er bijvoorbeeld een boek met ‘Geesten of Geschiedenissen van Romen’ (verhalen over de gebeurtenissen in Rome). ‘Boeken van de Geldersse Geschiedenissen’, verscheen in 1654.
Valt je hier ook iets op? Inderdaad, vroeger schreven we geschiedenis altijd in meervoud. Het zou nog tot ongeveer het begin van de 19e eeuw duren tot we overstapten op het huidige, enkelvoudige gebruik. De reden hiervoor? Wetenschappers gingen de gebeurtenissen uit het verleden steeds vaker zien als één samenhangend geheel.
En zo geschiedde; de oorsprong van geschiedenis
En zo geschiedde. Oorspronkelijk is geschiedenis afgeleid van het prachtige werkwoord geschieden. De betekenis van geschieden is gebeuren of voorvallen, en deze heeft de tijd goed doorstaan. Toen geschieden als geschien (of geschit) voor het eerst op dook in het middelnederlands, een taal die tussen 1200 en 1500 in het Nederlandse taalgebied werd gesproken, betekende het namelijk al hetzelfde. Dat gut dat al uan home geschit (het goede dat allemaal door hem plaatsvindt), tekende in 1200 zijn eerste gebruik.
Leuk feitje: De etymologie van geschiedenis blijkt ook uit het achtervoegsel ‘-enis’. Deze plak je achter zelfstandige naamwoorden die afgeleid zijn van een werkwoord (andere voorbeelden: belevenis, hindernis). In het middelnederlands was dit achtervoegsel -nisse of -nesse (gescienesse).
Verschil tussen historie en geschiedenis
In een groot deel van Europa, ligt de herkomst van geschiedenis echter bij het oudgriekse woord voor de wetenschap zelf: ‘historiā.’ (Stoer hé?) Het Latijnse historia verbasterde dit tot onderzoek, geschiedschrijving of verhaal. Een hoop talen in Europa namen dit over: denk aan het Engelse history of het Franse histoire.
Maar toen wij in 1240 het oudfranse istorie overnamen als historie, hielden wij die betekenis verhaal of geschiedverhaal aan. Dit hoefde ten tijde van de Middeleeuwen niet per se een waargebeurd verhaal te zijn: historie kon (in tegenstelling tot gescienesse) net zo goed fictief zijn!
Om het verschil aan te duiden: in 1573 verscheen het boek history van de geschiedenisse, dat iets als “de beschrijving van wat gebeurde” betekende. Pas later verflauwde de betekenis tussen de twee, en werden ze als synoniem van elkaar gebruikt.
Nog een leuk feitje: Eerlijk is eerlijk: historie komt volgens de Etymologiebank eerder voor in onze taal dan geschiedenis. Historie dook op in 1240, terwijl wij geschiedenis ‘pas’ rond 1315-1335 gingen gebruiken.
Meer leesvoer: de gure herkomst van winter
Wist je dat… episch van verhalende poëzie uit de Oudheid afstamt?