Koekeloeren: betekenis en etymologie

Officieel is koekeloeren zijn betekenis: “zitten en uitkijken”. Dit betekent zoiets als: zonder reden iets bekijken. Oorspronkelijk betekent het echter “een leven als een slak in zijn eigen huisje leiden”.

Koekeloeren komt al voor in de Etymologium Teutonicae Linguae, het eerste etymologische woordenboek van de Nederlandse taal.

De etymologie van koekeloeren vindt zijn oorsprong in het Nederduitse woord voor slak: kokeloer of kokerol. Nederlands taalgeleerde Kiliaan kwam er in 1599 achter dat we kokeloer verbasterden naar kukeluren of kokeloeren: rustig voor je uit zitten kijken. De eerste betekenis van koekeloeren is letterlijk: een leven als een slak in zijn eigen huisje leiden.

Gaan we nog verder terug, dan komt het van het Oudfranse coque (grote holle schelp) en het Latijnse concha (mossel, schelp).

Koekeloeren had in de middeleeuwen een tweede betekenis: het kraaien van een haan. Of beter gezegd: het kockeloeren van de haan. Kockeloeren is volgens het Etymologisch Woordenboek een klanknabootsend woord en komt oorspronkelijk van het Latijnse cucullus (de koekoek). Met de tijd raakte die tweede definitie echter wat verouderd.

Leuk feitje: Een bekend Nederlands televisieprogramma voor kinderen heet ‘Koekeloere’. Hierin trekken hoofdrolspelers Moffel en Piertje de wereld in om antwoord te krijgen op hun vragen!

Meer etymologievoer: de verlichtende betekenis achter foto
Wist je dat… lekker oorspronkelijk alles te maken heeft met likken?